Flora
De paardenweide is kruidenrijk, kort begraasd en begroeid met algemene graslandplanten. Op de braakliggend strook grond groeien tussen het struweel en de zand- en steenhopen algemene ruigte- en pionierplanten. De bosranden hebben een gevarieerde struik- en boomlaag.
Tijdens het veldbezoek zijn geen in de Wet natuurbescherming beschermde plantensoorten aangetroffen. In de omgeving zijn het beschermde glad biggenkruid en korensla aanwezig in een berm op circa 300 meter afstand van het projectgebied (NDFF 2021). Beide soorten zijn zeldzaam en groeien bij voorkeur op zonnige, warme, open plaatsen op droge, voedselarme, kalkarme zandgrond en treden in pioniersituaties op zoals akkers en open plekken in bermen (Verspreidingsatlas, 2021).
Groeiplaatsen van Rode Lijstsoorten zijn niet aanwezig in het projectgebied. De dichtstbijzijnde groeiplaatsen van dergelijke soorten bevinden zich op een akker op 300 meter afstand, waar korenbloem, bleekgele hennepnetel en slofhak voorkomen en dubbelloof, bosaardbei en jeneverbes groeien in het verderop gelegen bos- en heidegebied (NDFF 2021).
Op basis van de aangetroffen soortensamenstelling, de terreingesteldheid en bekende verspreidingsgegevens (NDFF 2021) zijn de beschermde planten glad biggenkruid en korensla en Rode Lijstsoorten als bleekgele hennepnetel en korenbloem niet uit te sluiten op open, kale en zonnig gelegen bodems in het projectgebied. Deze soorten zijn eenjarig (zij sterven af in de winter en komen jaarlijks uit nieuw zaad op) en kunnen via zaad uit de omgeving terecht komen in open pioniersituaties zoals de randen van de paardenweide en de braakliggende strook in het projectgebied. Tijdens het veldbezoek zijn deze soorten niet waargenomen.
Als er in de toekomst graafwerkzaamheden worden uitgevoerd, kunnen beschermde eenjarige planten als glad biggenkruid en korensla alsnog spontaan verschijnen. Ten behoeve van deze soorten dienen enkele pionier-situaties verspreid in het projectgebied te blijven bestaan. Op deze manier kunnen graafwerkzaamheden elders in het terrein doorgaan en blijven populaties van beschermde planten in stand. Ten aanzien van plantensoorten van de Rode Lijst (bleekgele hennepnetel en korenbloem) geldt de algehele zorgplicht. Vervolgstappen ten aanzien van overige beschermde of bedreigde flora zijn niet aan de orde.
Zoogdieren
Zoogdieren van de Habitatrichtlijn en Verdragen van Bern en Bonn (Wet natuurbeschermingart. 3.5)
Vleermuizen
Het leefgebied van vleermuizen bestaat uit verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebieden (zie ook kader 4.1). Hieronder worden deze onderdelen nader beschreven en op welke wijze ze beschermd zijn.
Verblijfplaatsen
Onder de tennisbaan is een parkeergarage aanwezig. Bij de oostelijke ingang van de kelder zijn meerdere openingen aanwezig die vleermuizen toegang kunnen verschaffen tot potentiële verblijfplaatsen (kraam-, zomer- en paar- en winterverblijven) in de parkeergarage. Echter blijkt uit onderzoek in 2020 dat de parkeergarage zelf niet geschikt is als vaste verblijfplaats van vleermuizen. De wanden aan de binnenzijde zijn van beton en hebben geen voor vleermuizen geschikte kieren of spleten die kunnen dienen als vaste verblijfplaatsen. Daarnaast houdt de parkeergarage weinig warmte vast, waardoor er geen gunstig microklimaat aanwezig is (Van Vuuren & Sietses 2020). Aan de buitenkant van de parkeergarage is dubbele beplating aanwezig waar een kier tussen zit (zie figuur 4.1). Deze is geschikt als potentiële (zomer)verblijfplaats voor soorten als gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis. Mocht deze potentiële verblijfplaats worden aangetast of verdwijnen, dan is aanvullend vleermuisonderzoek noodzakelijk.

Eén eik aan de oostzijde heeft loszittende schors (zie figuur 4.2). Deze boom is potentieel geschikt als zomerverblijfplaats voor bijvoorbeeld een ruige dwergvleermuis. Daarnaast zijn nog drie bomen met holtes aangetroffen ten zuiden van het bungalowpark waar de bosven wordt beoogd. Indien men in de toekomst plannen heeft om deze bomen te kappen, is het uitvoeren van nader vleermuisonderzoek naar het gebruik van deze potentiële verblijfplaats noodzakelijk (zie hieronder hoe aanvullend onderzoek dient uitgevoerd te worden). Bij de herinrichting van het terrein is het belangrijk dat de bomen niet direct wordt verlicht door bouwlampen of lantaarns, zodat een eventuele verblijfplaats in het donker bereikbaar blijft voor vleermuizen.